wpba57da2c.png
wp79072da5_0f.jpg
wp19eee199.png
wp0284364e_0f.jpg
wp51b37db4.png
wp9d4dd3b5.png
wp0541302f.png
wpb5d95f22.png

De Marke Berghuizen omsloot het stadje Oldenzaal, dat tot in 1626 omringd met muren en grachten een verdedigbare veste was. In 1510 en 1517 had de Hertog van Gelre al plunderend vreselijk huis gehouden in Stad en Marke. Maar op 1 augustus 1626 waren het de Staatse troepen die na een tien dagen durende belegering de Stad Oldenzaal heroverden op de Spanjaarden.De wallen en grachten werden toen geslecht. In 1648 komt er met de vrede van Munster een eind aan de tachtig jarige oorlog. Sedert de komst van de Reformatie waren er ook bij voortduring godsdiensttwisten, waarbij de aloude Plechelmusbasiliek van Oldenzaal nogal eens van eigenaar verwisselde. Onder hervormd bewind moesten bijvoorbeeld doop en trouw bij een hervormd predikant geschieden. Soms was er ook, zoals tijdens de krachtdadige invallen van de Vorstbisschop van Munster, Bernard van Galen, in 1665 en 1674 tijdelijk weer godsdienstvrijheid voor de katholieken.

 

wp47c6cf5b_0f.jpg
wp7b3d4f40_0f.jpg

Oldenzaal in 1652

De stadsmuur bij de Steenpoort (1901)

 

wp16e77b58_0f.jpg
wpd62ff005.jpg
wp660ed5d7.jpg

Al met al zullen de boeren in de omringende buurtschappen wel het nodige te verduren gehad hebben tijdens de vele belegeringen, plundertochten en het krijgsgeweld. In bepaalde periodes lagen vele erven dan ook woest en onbewoond.

De gronden en erven in de Marke Berghuizen waren voor het merendeel, dikwijls gemeenschappelijk, eigendom van de “goetsheeren”. Deze eigenaren van het onroerend goed woonden meestal in de stad of ook elders. Het Kapittel van Plechmus, het Agnietenklooster en het H.geest gasthuis hadden er ook eigendommen. In een feodale sfeer betaalden de pachters meestal in natura relatief aanzienlijke pachtsommen.

Wanneer de boer zelf eigenaar was van de boerderij, werd bij overlijden dikwijls het zogenaamde Anerbrecht gehanteerd. Om te voorkomen dat de landbouwgronden vaak tussen kinderen verdeeld moesten worden zodat ze geen bestaan meer zouden opleveren, erfde de oudste zoon het hele bedrijf en werden de overige kinderen uitgekocht.

Ongetrouwde broers en zussen bleven vaak meewerken “voor een plaats aan de haard”. Voor nog levende ouders werd dikwijls een “Boamkamer”aangebouwd. Mens en vee leefden samen in één ruimte welke “Löshoes” werd genoemd.